DEREK TRUCKS “You need the dark, to see the light”

 

Derek Trucks was al op negenjarige leeftijd intens bezig met zijn gitaar, en dan kon het niet anders dan dat hij op zeer jeugdige leeftijd een beloftevolle gitarist zou worden. Op zijn twaalfde mocht hij al mee toeren met The Allman Brothers Band, dé uitvinders van “the southern bluesrock”, waarin nonkel Butch (Trucks) de drums beroerde. Greg Almann toonde hem Duane’s slidetricks en Warren Haynes keek op het podium, over Derek’s schouder, mee of hij het goed deed. Zijn bescheidenheid draagt hij mee uit deze periode, het duurde tien jaar, tot 1999, alvorens hij officiëel lid van The Allman Brothers Band werd. Maar die tien jaren op de bluesrock school (of moeten we zeggen universiteit) hebben hem geen windeieren gelegd. Heden ten dage wordt hij alom als één der beste (slide) gitaristen ter wereld beschouwd. En ondergetekende is ook die mening toegedaan.
Ook in 1999, een scharnierjaar voor Trucks blijkbaar, trad hij in het huwelijksbootje met Susan Tedeschi met wie hij tot de dag van vandaag nog menig gitaarrifje uitwisselt.

In 1999 was Derek al zes jaar bezig met zijn eigen band, naast de Allmans. Deze kreeg in 1994/95 zijn vaste rhythm section met Todd Smallie op bass en Yonrico Scott op drums. In ’99 kwam daar Kofi Burbridge bij op keyboards en fluit. Tot op heden maken deze muzikanten nog steeds trouw deel uit van de Derek Trucks Band. Behalve Derek zelf, zorgden ze om beurt voor de zang, tot ze besloten, en we schrijven het jaar 2002, om een vaste zanger in dienst te nemen. Dat werd Mike Mattison en vanaf dan gaat de, hoofdzakelijk instrumentale band over op songs met vocale inbreng. Count M’Butu, congas en percussion, doet vanaf 2003 zijn intrede, maar gaat niet altijd mee op tournée, wegens verplichtingen in bijna talloze andere bands.

En in deze bezetting vonden we de Derek Trucks Band terug in Peer, in dit gezegende jaar 2009, de 25ste sacrale editie, een kwart eeuw BRBF, en zij gaven er het beste van zichzelf met een zeer gevariëerd programma, een evenwichtige mix van instrumentale en en vocale nummers. Southern bluesrock, maar met die Derek Trucks touch die de hele handel enkele niveau’s hoger tilt. Ik heb er mij op betrapt dat ik de hele set, als aan de grond genageld, heb staan luisteren in de voorste gelederen, op een plaatsje twee tegels groot. De man speelt slide met een ‘ease’ die je ongemakkelijk maakt. Hoe bestaat het. We gingen het hem na afloop van zijn set zelf vragen.
Dat kon zonder veel plichtplegingen, de roodharige jongen heeft niet de minste ster allures en is de beminnelijkheid in persoon. We vonden hem backstage, in zijn caravan, zelfs daar voelt hij zich geen superman. Met zijn geruit hemdje en klassieke jeans boven doodgewone sandoz boots, geen snake of gator leder, kon hij net zo goed doorgaan voor een simpele reporter van Rootsville.

DT : Hi gents, what can I probably mean to you ? Care for a beer ?

Meteen krijgen we het gevoel of we al jaren regelmatig een klapje doen met deze joviale kerel.

RV : Hello Derek, wij zijn van Rootsville maar dat wist je al. Wij zijn niet gekomen om je te interviewen, gewoon wat keuvelen vinden we best leuk. De antwoorden op de routine vragen zijn toch al tien jaar te lezen op internet, je moet maar eens Derek Trucks intikken op Google....

DT : You’re kidding, I’ve never been that important to anybody, except maybe my wife.

RV : Toch is het zo. Ben je niet wat té bescheiden ?

DT : Ik ben niet bescheiden, ik ben wie ik ben, een jongen die voor gitaarspelen heeft gekozen, en het geluk heeft gehad daar zijn beroep van te kunnen maken. Ik heb daar zelf maar heel weinig verdienste aan en moet dus zeker niet naast mijn schoenen gaan lopen. Ik moet niet verbergen dat ik dankzij mijn nonkel Butch bij de wereldbekende Allman Brothers Band ben terecht gekomen. Dat is nu eenmaal zo. Er zijn honderden kerels die beter spelen dan ik, die waarschijnlijk nooit uit hun slaapkamer zullen komen met hun gitaar omdat ze geen connecties hebben. Die genieën gaan verloren voor ons. Ik heb het onmetelijke geluk gekend bij de entourage van de Allmans te behoren, daarom zit ik nu hier. Anders was ik ook één van de vele honderden “bedroomplayers” gebleven.
Daardoor ben ik ook de gitarist geworden die ik nu ben, ik moest verdomde hard werken om iets te kunnen betekenen op het podium, naast Warren Haynes, Greg Allman en Dickey Betts … Ik wou hen niet beschamen. Ik wou hen tonen dat ik de tijd, die ze aan mij besteedden, nuttig gebruikte, dat ik van ze leerdde. Daarom...meer is dat niet !

Lacht. Derek lacht eigenlijk constant gedurende ons gesprek, als om te onderstrepen dat het allemaal niet zo ernstig is.

RV : Ik sta nog steeds perplex van jouw slidespel. Je speelt horizontaal zo snel als vertikaal, waarbij je telkens accuraat op de beoogde noot stopt. Gedurende ganse solo’s moet je niet één keer een noot slide-gewijze bijsturen vanwege net iets te vroeg of te laat gestopt. It’s amazing.

DT : euhh...Dat is de jarenlange oefening, ik ben geen wonderboy, iedereen kan dit. Blijven oefenen is de boodschap. Vallen en opstaan. Op de lange laatste is het niet moeilijker meer dan je soep oplepelen of ademhalen. Als je je noten weet staan op je fretboard, is de rest kinderspel. Dat moet wel, anders had ik dit nooit gekund. Lacht.

RV : Als jij het zegt.... Maar ik denk er het mijne over, Derek. Er is altijd nog een groot verschil tussen goeie gitaristen en zeer goeie gitaristen. Soms lijkt het wel of je de noten ‘vingert’ in plaats van er naartoe te sliden. Wat een vaart gaat het. Waarom speel je eigenlijk altijd met een bottleneck, ook als je geen slide effect beoogt ? Moest je het Duane Allman gat vullen bij de Brothers ? Ofschoon je hem nooit gekend hebt.

DT : Daar heb je het, nu moet ik mezelf verraden. Dat komt omdat ik dus geen wonderboy ben zoals ik al zei. Toen ik jong was, waren mijn vingers niet sterk genoeg om de snaren in te drukken op de hals van de gitaar, vooral akkoorden waren moeilijk voor mijn handjes. Ik was een misfit. Om dat te verdoezelen, ging ik slide spelen. Lacht. Vanwege mijn onvolmaaktheid dus. Bloost en lacht. Liegen kan ik ook al niet. Duane was een meester, ik ben een disciple, een leerling.

RV : Je verstaat de kunst, als geen ander, om de aandacht gaande te houden bij je publiek, ook bij langere instrumentale nummers. Bij sommige gitaristen gaat het snel overkomen als, in mijn termen, oeverloos geëmmer. Bij jou ondervind ik dit sentiment nagenoeg nooit. Hoe speel je dat klaar.

DT : De opbouw van de song is daarvoor bepalend. Rond een bepaalde rif, die goed klinkt, die aanslaat, bouw je de song op. Als het een nummer is met vocalen op de voorgrond, is het voor de gitarist vrij eenvoudig om interessant uit de hoek te komen. Als je een solo kan opbouwen die in dialoog staat met de vocals, zit je goed. Die hoeft niet eens lang te zijn. Kort en ‘to the point’ werkt het best. Anders ligt het met instrumentale nummers. Je vertrekt ook vanuit een “musical sentence” een muzikale volzin, een thema en daarrond ga je improviseren. Naarmate je vordert in je improvisorische spel en de grenzen van de toonladders verlegt door ze onderling te linken om zo nieuwe harmonieën te exploreren, moet je er ook op letten dat de aandacht van de luisteraar niet verslapt. Als dat zo is, gebeurt dat meestal op het moment dat je zelf ook de draad dreigt kwijt te raken. Dan moet je terug naar je rif, je hook, of hoe je het ook noemt. It’s like coming home, you know ! Het herkenbare thema haalt je publiek uit zijn deemstering en een applaus volgt zonder twijfel. Het is een beetje zoals op reis gaan. Reizen is ontzettend boeiend en niet in het minst omdat je weet dat je ook terug naar huis mag. Yin en yang. You need the dark to see the light ! Probeer maar eens het beeld op het scherm van je laptop te ontwaren in de volle zon. Ik heb niets uitgevonden hoor, dit heb ik geleerd door het luisteren naar bebop grootmeesters als John Coltrane, Charlie Parker en Charlie Christian, om ook een gitarist te vermelden. Mooi is dat, en ontzettend boeiend. Wawww, man. Lacht…Verder mag ik ook graag naar het werk van Stevie Wonder, Aretha Franklin en Ray Charles luisteren. Oogverblindend mooi, moet ik zeggen want oorverdovend is ongerijmd in de context. Lacht terug

RV : Bij dit rijtje zullen in de toekomst nieuwe namen genoemd worden, zoals de jouwe….

DT : Nee, nee, man. Ik ben maar een gewone muzikant, geen vernieuwer. Ik hoor niet in dat rijtje.

Er wordt op de deur geklopt. Het hoofd van de road manager komt om de deur piepen : We’re hungry, Derek. Are you comin’ too ?

RV : We laten je los, Derek. We wensen je het allerbeste met je carrière en wij zullen altijd op de eerste rij staan. Vast en zeker.

DT : Bedankt jongens, net nu het tof praten begint te worden. Komen jullie mee iets eten, anders …?

RV : Vreselijk bedankt, we hadden al iets achter de kiezen gestopt, we moeten trouwens gaan kijken hoe John Mayall het ervan afbrengt. Bedankt nog voor de gezellige talk en tot de volgende. Binnen twee dagen reizen we af naar Cognac voor het bluesfestival.

DT : Hey, that’s great. My Suzan will be there. Will you give her my greetings, boys. Tell her from Derek Trucks, in case she forgot my name…Lacht. Lacht altijd.

RV : We will do so, Derek? CU… Bye !

Bij ons zeggen ze over zo iemand : Tes ne kreim van ne gast.
Niet meer of niet minder.
(witteMVS)